Dag 82: van Puente-y-Hospital-de-Órbigo naar Astorga (17,6 km)
25 juli 2018 - Astorga, Spanje
Zonnig, max. temp 30º
Vandaag 17,6 / Totaal 2196,9 kilometer
Vandaag is het 25 juli, behalve de verjaardag van mijn schoonvader ook de naamdag van de heilige Jacobus. In Santiago de Compostela zal er een groots feest zijn met vuurwerk en al. Ik zal wel zien of ik onderweg er iets van ga merken.
Het zou vandaag een korte etappe worden, waardoor ik maar besloot om de wekker eens niet te zetten. Om kwart voor zeven werd ik wakker van het gestommel in de herberg, maar het deerde me niet. Rustig kwam ik uit bed en maakte me gereed voor mijn wandeldag. Nadat ik het ontbijt in de eetzaal had genoten, ging ik terug naar mijn kamer om me helemaal startklaar te maken, de twee Franse pelgrims die bij me op de vierpersoonskamer sliepen werden net wakker.
Het was half acht toen ik de deur van de pelgrimsherberg achter me dicht trok. Buiten was het al licht en de zon was al aan de horizon verschenen. Over de bekende brug van Hospital-de-Órbigo vertrok ik en liep door het centrum naar de westzijde van het dorp alwaar een bord vermeldde dat er twee mogelijkheden waren naar Astorga. Ik besloot om de kortste weg te nemen en nam daarbij het lopen naast de drukke autoweg maar voor lief. Het waren maar een kleine drie uurtjes en van de omgeving was nog niet zo veel te genieten. Zo liet ik de dorpjes Villares-de-Órbigo en Santibáñez-de-Valdeiglesias links liggen. Ik had er niet veel door gemist, het waren net zo’n troosteloze dorpjes als die ik gisteren passeerde.
Onderweg zag ik, behalve de eentonigheid van het voorbijrazende verkeer ook enkele ooievaars in de wei. eigenlijk was dat het enige noemenswaardige totdat ik even voor het plaatsje San-Justo-de-la-Vega, na enkele kilometers bergop gelopen te hebben, in de nabijheid van de “Pico Telenco” aankwam. Op een heuvel in een vriendelijk eikenbos liet ik de hoogvlakte achter me en de bergen van de provincie León kondigden zich aan. Ik volgde het pad en kwam bij het kruisbeeld van “Santo Toribio”, van waar ik in de verte de kathedraal van Astorga zag liggen. Vervolgens daalde ik via een verhard voetpad naar beneden, waarbij ik onderweg nog een vrolijke zanger met gitaar tegenkwam die voor de voorbijlopende pelgrims originele liedjes zong.
Zo kwam ik in San-Justo-de-le-Vega, een voorstadje van Astorga, waar de omleiding van de rijksweg er voor zorgt daar de pelgrims bijna de enige klanten zijn die dit dorpje aandoen. Hier hield ik een korte rustpauze, waar ik in gesprek kwam met een Catalaanse vrouw, die er extra de nadruk op legde géén Spaanse te zijn. Nou ken ik de gevoeligheid van dit item uit de media, maar dat het zo diep zat wist ik nou ook weer niet. Na deze pauze, waarbij ik weer vele oude bekende pelgrims voorbij zag lopen ging ik zelf ook maar weer op pad en ging eerst nog even het plaatselijke kerkje van binnen bekijken. Daar werd ik aangesproken door een vrijwilligster, die me alles vertelde over het prachtige schilderwerk achter het altaar. Dit was wel in het Spaans en toen ze na tien minuten erachter kwam dat ik er niks van begrepen had, kreeg ik het hele verhaal nogmaals te houden, nu in het Frans, wat me beter afging.
Vervolgens liep ik de gele pijlen achterna en kwam zo in het centrum van Astorga.
Vroeger heette Astorga, Asturica Augusta en was een belangrijke plaats onder de Romeinen en het prinsendom van Asturië. Ook was het een belangrijk verkeersknooppunt en tevens de hoofdstad van de streek “La Maragateíra. De stad was sterk verbonden met de pelgrimsweg naar Santiago, wat blijkt uit het feit dat er in de middeleeuwen wel 25 hospita waren, net zoveel als in Burgos, terwijl de stad tien keer minder inwoners heeft. Er kunnen hier zoveel pelgrims de stad bezoeken dat er destijds een inspecteur werd benoemd die er voor moest waken dat de pelgrims niet elke dag in een andere herberg verbleven om zo gratis in de stad te kunnen bivakkeren.
Ik liep Astorga binnen over de oude brug de “puerta del sol” en liep door de oude steegjes naar de kathedraal. In deze steegjes woonden vroeger (en nu nog steeds) de vrijhandelaren en de joden, die zo van de voorbijtrekkende pelgrims hun broodwinning probeerden te maken. Zo kwam ik in de monumentale binnenstad, waar alle belangrijke gebouwen erg kort op elkaar staan. Het bisschoppelijk paleis, gebouwd door Gaudi nadat de oude residentie door brand verwoest was. Het Museo de los Camino, die de geschiedenis over de Camino verteld. De restanten van de oude stadsmuren en de kathedraal van “Santa Maria”, die pas na driehonderd jaar af was en waarvan de torens tot in de wijde omtrek te zien zijn. Het beeld op de top van de pinakel van de apsis is van “Pero Mato”, een vaandrig die streed in de slag om Clavijo. Het hele historische gebied, van de kathedraal tot het gemeentehuis is alleen toegankelijk voor voetgangers, wat nieuwe luister heeft gegeven aan een stad die van zichzelf al schitterend is. Door het ontbreken van de lelijke auto’s komen de historische gebouwen nog beter in de picture, iets waar een liefhebber van historie alleen maar van kan dromen.
Nadat ik tegen half twaalf bij de plaatselijke herberg aankwam, ik was de eerste terwijl er 94 bedden beschikbaar waren, heb ik me geïnstalleerd en nadat ik mijn wasje had gedaan ben ik de stad ingegaan om al het moois te gaan aanschouwen en wat te gaan eten. Natuurlijk is het verkrijgen van de nodige stempels, speciaal die van de historische kerken en gebouwen, ook een sport op zich voor mij geworden.
In de middag heb ik me nog even ten ruste gelegd, waarbij ik nog de laatste fragmenten van de tour de France heb gekeken. Dit waren voor mij de eerste beelden van dit sportevenement, terwijl ik andere jaren er bijna geen minuut van kan missen. Nu deed het me niet zo veel, ik ben met hele andere dingen bezig, het lopen van de Camino gaat over heel andere diepzinnigere zaken, heb ik wel gemerkt.
’s Avonds heb ik de boodschappen voor morgen weer gedaan en nog wat gegeten, waarna ik vroeg naar mijn bed ben gegaan. Ik kreeg nog een telefoontje van Robert, die inmiddels al weer ruim 50 kilometer verderop is. In de herberg waar hij verblijft is er ten gevolge van de naamdag van de heilige Jacobus een gratis diner voor alle pelgrims, zo’n 80 personen. In de herberg waar ik verblijf werd ik verwelkomd met een gratis drankje, maar ja verschil moet er zijn.
Morgen wacht er een etappe waarbij veel geklommen moet gaan worden. Het hoogste punt van mijn Camino, hoger dan de Pyreneeën, nadert en het landschap zal alleen maar mooier worden. Dat is trouwens een overbodige opmerking want lelijker dan de afgelopen dagen is bijna niet mogelijk. Ik kijk er naar uit ....... Santiago, here I come.
Alleerst gefeliciteerd!.
Maar begrijp ik nou dat er ook onvriendelijke eikenbossen bestaan?
:-)
Komen nog mooie stukken aan!
Keep Walking!
Hans en simone
Drankje voor weinig is ook niet rot toch🍻