Dag 83: van Astorga naar Foncebadón (26,2 km)
26 juli 2018 - Foncebadón, Spanje
Zonnig, max. temp 24º
Vandaag 26,2 / Totaal 2223,1 kilometer
Vandaag is de dag dat onze zoon Teun jarig is, hij wordt vierentwintig jaar, waar is de tijd gebleven. Zijn geboorte lijkt nog maar pas geleden, alsof het gisteren was. Ik heb begrepen dat het feestje pas wordt gevierd als ik weer thuis ben, dus dat is een meevaller.
Slapen in een grote slaapzaal, met meer dan vijftig bedden heeft ook zijn voordelen. Door het gesnurk van enkele pelgrims was ik al voor de wekker wakker en toen ik een andere pelgrim op zag staan en haar spullen zag pakken heb ik haar voorbeeld maar gevolgd. Zo kwam het dat ik om iets over vijven al op pad ging. Gelukkig was het eerste deel van de route over een trottoir en daarna een aangelegd verhard voetpad en door de (bijna) volle maan kon ik de weg goed vinden. Zo liep ik de stad Astorga uit terwijl het nog erg rustig was op de weg. Gedurende de eerste acht kilometer zag ik maar één andere pelgrim, verder was er niets te beleven. De stilte werd enkel gestoord door het monotone ritme van het knisperen van de steentjes onder mijn voetstappen. Al snel zag ik een ijzeren kruis, een van de vele in dit gebied, doordat de grondstof in de mijnen van León overvloedig voorkomt. Deze kruizen, waarvan er al verschillende zijn vervangen door houten exemplaren, geven de richting voor de pelgrim aan. Hoewel het nog donker was merkte ik ook al dat het langzaam bergop ging en in de maneschijn zag ik de contouren van de heuvels in het landschap opdoemen. Het is gelukkig afgelopen met de eindeloze en vermoeiende vlakte van Castilië en León. Geen páramo’s meer zonder schaduw, waar je verbrandt onder de nietsontziende zon. De horizon komt uit de coulissen tevoorschijn en verheft zich om de “Montes de León” te vormen. Een niet zo ruige bergketen die, ondanks dat hij mag bogen op de hoogste top van de hele route, het “Cruz de Hierro”, niet zo moeilijk te beklimmen is. Ik ben namelijk al op een hoogte van 870 meter.
Na ruim vier kilometer passeerde ik het dorpje Murias-de-Rechivaldo, het was nog geen zes uur en daardoor nog alles gesloten. Zo liep ik maar verder totdat ik iets voor zevenen in Santa-Catalina-de-Somoza aankwam. Het begon al aardig licht te worden en er waren hier al meerdere pelgrims op de been in dit plaatsje. Daar hield ik een rustpauze en in een van de vier plaatselijke herbergen heb ik er mijn ontbijt genoten. In de oude kronieken werd al gesproken over de gastvrijheid van deze plaats. En toen ik na mijn ontbijt weer verder liep en de kerktoren boven het dorpje zag uittorenen, zag ik dat deze dezelfde soort klokkentoren was als die in de vele andere plaatsjes hier in de omgeving.
Na een uurtje licht klimmen kwam ik terecht in het plaatsje El Ganso, alwaar ik even een koffiebreak nam. Dit plaatsje is eigenlijk zo goed als uitgestorven, maar leeft in de zomer helemaal op als de pelgrims er voorbij trekken. Ik zag dat de schreeuwende uithangborden de pelgrims naar binnen willen trekken en merkte dat de inwoners zich het vuur uit de sloffen lopen voor de pelgrim. Er is dan ook erg weinig te verdienen in deze streek.
Na deze koffiebreak liep ik weer verder, zo’n anderhalf uurtje verder naar het volgende dorpje, steeds licht bergop en over een afstand van twee kilometer lekker in de schaduw van de eikenbomen. Aangekomen in Rabanal-del-Camino maar weer even een pauze, nadat ik van de plaatselijke pastoor een stempel had gekregen. Dit dorpje, met haar zestig inwoners, heeft vier herbergen die het beste bewijs vormen dat de economische impuls van de Camino hier de nodige welvaart heeft gebracht.
Na deze korte pauze liep ik over een mooi wandelpad door de heuvels, die begroeid met heide, veldbloemen en solitaire boompjes, een schitterend decor vormden. De bomen worden steeds minder talrijk, waardoor ik me een speelbal voelde van de wind die deze kale bergen geselt. Zo kwam ik aan in Foncebadón, een plaatsje dat op het eerste oog enorm in verval lijkt te zijn. De weg is er niet verhard en overal zijn werkzaamheden aan de gang. Het leek wel of er een oorlog had plaatsgevonden, alleen de huizen waren niet stukgeschoten, maar enorm in verval. Tientallen jaren geleden was dit een spookdorp, terwijl het toch een belangrijke middeleeuwse enclave was voor de pelgrim. Het was echter het enige onbewoonde dorp op de Jacobsroute. Nu zijn er restaurants en vele pelgrimsherbergen, zodat de Camino net als in de Middeleeuwen de motor van de lokale economie is gebleken.
In de herberg La Cruz de Fierro vond ik er mijn bed voor vannacht, het was net twaalf uur geweest en nadat ik mijn dagelijkse ritueel had voltooid, was ik op bed in slaap gevallen. Na een middagdutje van 2,5 uur ben ik het dorpje gaan bekijken. Zo kwam ik in een restaurantje een Romeins gezelschap tegen. Ze kwamen net terug uit Astorga, alwaar ze een week lang een historisch spel spelen; de strijd tegen de dorpelingen. Vandaag hadden de Romeinen deze strijd gewonnen en ze waren hun overwinning in het restaurant aan het vieren. Morgen reizen ze weer terug naar Astorga en zo zal er dagelijks een strijd losbarsten, waarbij de lokale bevolking zich weer voor even terug waant in vroeger tijd.
Na een lekkere gezonde maaltijd, de boodschappen voor morgen en de rugzak weer pasklaar heb ik me weer ten ruste gelegd, zodat ik morgen op tijd kan vertrekken. Dan ga ik naar het “La Cruz de Fierro”, alwaar de pelgrim zijn meegebrachte steen, die zijn lasten symboliseert, achter laat. Ik wil er, naast het achterlaten van mijn steen, de zonsopkomst meemaken en hoewel de loopafstand nog geen twee kilometer bedraagt toch maar op tijd vertrekken. Met de bloedmaan aan de hemel kan het ook in het donker een erg mooi plaatje worden. We zullen het gaan beleven.
En morgen genieten van de zonsopkomst en van de bloedmaan😊
Je bent er bijna,je bent er bijna,maar nog niet ........
Wat n prestatie 🤓.
Petje af🧢🧢🧢gr.
Nog even en je hebt je doel bereikt.
Dikke knuffel xxx
Geniet er van echt bijzonder bon camino neef
Ne
groeten jan en ine
Succes vandaag.